0476 22 27 33 

pensioen voor iedereen

In 1987 lanceerde de wetgever het systeem van pensioensparen om de burger te motiveren om in eigen naam aan pensioenopbouw te doen. Twee formules werden hierbij in het leven geroepen:

  • via een pensioenspaarfonds (het bancaire aanbod)
  • via een pensioenspaarverzekering (het verzekeringsaanbod)

Met het bancaire pensioenspaarsysteem verwerft men deelbewijzen in een pensioenspaarfonds. De waarde van deze deelbewijzen is onderhevig aan schommelingen in de tijd waardoor er op pensioenleeftijd mogelijks minder beschikbaar zal zijn dan op een eerder moment. De eindbelasting gebeurt op een rendement van 4,75%, ongeacht het feit of dit gehaald werd of niet.


Een pensioenspaarverzekering van tak21 daarentegen geniet van de specifieke beschermingsmechanismen waardoor zowel de premies als de vaste opbrengsten beveiligd zijn.
 
De Standaard 12 augustus 2011: Verzekeringssparen fiscaal interessanter.

Pensioensparen is in ons land een enorm succes. Eén euro op de tien die door beleggingsfondsen worden beheerd, komt van een pensioenspaarder. Ondanks de beurskrach zijn de vijftien pensioenspaarfondsen die ons land rijk is, samen goed voor 11 miljard euro en 1,35 miljoen klanten. Daarnaast zijn er nog eens bijna 900.000 Belgen die voor hun pensioensparen aankloppen bij een verzekeraar. Voeg dat samen en het blijkt dat ruim één op drie landgenoten op beroepsactieve leeftijd aan pensioensparen doet. Het fiscale voordeel is bij beide formules identiek en bedraagt 30%.

Maar de belasting op het einde van de rit, als je zestig wordt, is aanzienlijk verschillend.
Wie kiest voor een fonds, betaalt 10% belasting op een fictieve kapitalisatie van de gestorte bedragen tegen 4,75%. De fiscus doet met andere woorden alsof elke storting je gemiddeld 4,75% per jaar heeft opgebracht. Voor stortingen van voor 1993 wordt gewerkt met een kapitalisatie tegen 6,25% en een éénmalige heffing van 16,5%.
Ook bij de pensioenspaarverzekeringen heft de fiscus een éénmalige belasting van 10%, maar alleen op het gegarandeerde rendement. De eventuele winstdelingen worden dus niet belast.
Vergeet niet dat bij beide formules de interessantste jaren die tussen je 60ste en je 65ste zijn. Je kunt je stortingen dan nog steeds aftrekken van de belastingen, maar je betaalt geen belasting meer op je (fictieve) opbrengst.

De regering Michel 1 heeft in verschillende fasen gesleuteld aan het systeem van het pensioensparen. 

  • de eerste maatregel hield in dat het maximale bedrag dat fiscaal in mindering mag gebracht worden in het systeem van het pensioensparen, bevroren werd. En dit vanaf het inkomstenjaar 2014 tot het inkomstenjaar 2017. In deze periode mocht maximaal 940 euro in mindering gebracht worden en niet, zoals bijvoorbeeld oorspronkelijk voorzien was voor 2014, 950 euro.
  • de tweede maatregel was dat de éénmalige belasting verlaagd werd naar 8%. Zoals hierboven uitgelegd in het artikel uit De Standaard, betaalden pensioenspaarders op hun 60ste een éénmalige belasting van 10% op de opgebouwde pensioenkapitalen. Met de bedoeling het pensioensparen nòg aantrekkelijker te maken, besliste de regering Michel 1 om deze anticipatieve taks sinds 1 januari 2015 te verlagen van 10% naar 8% (en dit zowel voor nieuwe als voor bestaande contracten). Daartegenover stond wel een vervroegde inning. Deze vervroegde inning impliceerde een jaarlijkse inhouding van 1%, berekend op de reserve op 31/12/2014 (contracten die opgestart zijn nà 1 januari 2015 zijn vrijgesteld van deze vervroegde inningen). Op de 60ste verjaardag volgt dan de afrekening en de betaling van de eindbelasting van 8% (de reeds betaalde voorschotten tussen 2015 en 2015 worden daar vanzelfsprekend mee verrekend). De belasting werkt zoals voorheen bevrijdend.
  • tot slot werd vanaf 2018 het "duaal" pensioensparen gelanceerd. Dit houdt in dat de pensioenspaarder kan kiezen tussen een systeem van (voor 2024 1.020,00 EUR) waarvoor een belastingsvoordeel geldt van 30%, of een systeem van (voor 2024 1.310,00 EUR) dat een belastingsvoordeel van 25% oplevert. Let op om niet in de "pensioenval" te trappen: méér betalen dan 1.020 EUR maar geen 1.310 EUR levert minder fiscaal voordeel op dan 1.020 EUR!...

Naast het luik pensioensparen is er binnen de personenbelasting nog een tweede mogelijkheid om aan fiscaal sparen te doen: het lange termijnsparen. Wegens te combineren met de aftrekmogelijkheden van de woningfiscaliteit, en dit laatste in principe de voorkeur dient te genieten, is het lange termijnsparen niet op ieder moment voor iedereen, aangewezen. Het maximaal fiscaal aftrekbaar bedrag voor aanslagjaar 2025 - inkomsten 2024 is 2.450 EUR.

Slimme en alerte “starters” kiezen voor een maximale invulling en benutting van de fiscale mogelijkheden. Hierdoor zetten ze niet enkel een cent opzij voor een op dat ogenblik nog “ver” pensioen, maar ze bouwen ook een creatieve invulling op voor latere behoeften van schuldsaldo- of overlijdensverzekering voor vastgoedprojecten.